Geplaatst door Hans
Roodenburg op 20 mei, 2014 - 15:15
© Vito Manzari (Bron: Wikimedia Commons)
Het VN-vluchtelingenverdrag
in combinatie met Schengen, dat is vragen om problemen.
Met duizend
asielzoekers per week lijken de jaren negentig te herleven. Toen liep
de jaarlijkse instroom op tot rond de 40.000 asielzoekers. Paniek in Den Haag. Immers, de
opvangcapaciteit was op deze aantallen niet berekend en er dreigde een fikse
tegenvaller op de begroting. Herkomstlanden waren destijds vooral Afghanistan,
Irak, Iran, Somalië en ex-Joegoslavië. De meesten kwamen over land binnen,
klopten aan de deur van het aanmeldcentrum in Rijsbergen of Zevenaar, en gingen
vervolgens de asielprocedure in.
Dat is vreemd, want tijdens
hun reis moest men toch één of meer veilige
derde landen zijn gepasseerd, en een asielaanvraag kan worden afgewezen als
men is gearriveerd via een ander veilig land waar een aanvraag had kunnen
worden ingediend. Een en ander conform het veilig
derde land- of land van eerste
ontvangst-beginsel, dat in EU-verband ook is vastgelegd in de
zogenaamde Dublin-conventie.
Voor de asielzoekers die niet over land reisden, maar zich op Schiphol meldden
moet hetzelfde hebben gegolden. Er waren toen bij mijn weten geen directe
civiele luchtverbindingen met Kaboel, Teheran, Bagdad, Mogadishu en Sarajevo.
Hoe kon het dan dat betrokkenen - over land of door de lucht binnengekomen -
toch in Nederland in procedure werden genomen en in veel, zo niet de meeste
gevallen ook nog eens een verblijfsvergunning kregen?
Ik was destijds beroepsmatig
betrokken bij ambtelijk overleg naar aanleiding van de stijgende instroom van
asielzoekers, en legde deze vraag voor aan een ambtenaar van het Ministerie van
Justitie. Zijn antwoord luidde dat een asielzoeker zou kunnen beweren met een
bootje op de Nederlandse kust te zijn geland en dat dit - hoe onwaarschijnlijk
ook - de bewijslast over die veilige derde landen bij de Nederlandse
autoriteiten zou leggen. Kennelijk was de rechtsontwikkeling inzake
asiel toen al compleet op hol geslagen.
Vluchtelingenverdrag:
Good intentions, bad outcome
De juridische basis van het
asielbeleid was en is nog steeds het VN-vluchtelingenverdrag uit
1951[1], dat
indertijd ongetwijfeld met de beste bedoelingen is opgesteld. Maar gegeven de
interpretatie door jurisprudentie en beleidsvorming is dit verdrag zijn doel
voorbijgeschoten en verworden tot een middel voor ongenode economisch
gemotiveerde landverhuizers die zich in het rijke Westen willen vestigen. Het
is in feite een openeinderegeling die miljarden aardbewoners het recht geeft om
hier in het Westen een asielaanvraag in te dienen in de hoop en verwachting
hier uiteindelijk te mogen blijven. Tegelijkertijd maakt dit verdrag een
effectieve grensbewaking onmogelijk. Wie asiel vraagt
kan niet worden tegengehouden of teruggestuurd.
Dat het zo niet langer kan
lijkt wel duidelijk. Maar voorlopig zijn de geesten nog niet rijp om dit
ondeugdelijke verdrag te vervangen door iets beters. Het ter discussie stellen
van het Vluchtelingenverdrag is nog steeds volstrekt taboe. Zoiets wordt
beschouwd als ongepast, zo niet moreel verwerpelijk.
Maar er is meer: de
Europese Unie. Sinds het Verdrag van Amsterdam (1997) en de EU-top in Tampere
(1999) is het immigratie- en asielbeleid geleidelijk overgeheveld van de
afzonderlijke lidstaten naar de EU. Kern van het asielbeleid is nog steeds het
Vluchtelingenverdrag. Sinds het Verdrag van Lissabon (2007)
is dit Vluchtelingenverdrag in beton gegoten en kan Nederland dit niet langer
opzeggen, c.q. blijft opzegging zonder gevolgen.
Schengen en Dublin,
terugkeerregeling
We zitten dus tot in lengte
van jaren opgescheept met een ondeugdelijk
Vluchtelingenverdrag, dat iedereen die per boot de Middellandse Zee oversteekt
het recht geeft op EU-grondgebied te landen en te blijven. De grensbewaking
(inclusief Frontex)
staat erbij en kijkt ernaar.
Dankzij het afschaffen van
de paspoortcontroles in het Schengengebied kunnen de ongenode landverhuizers
vervolgens onbelemmerd doorreizen naar de verzorgingsstaten in Noordwest
Europa, waaronder Nederland. Weliswaar voorziet de Dublin-conventie in het
terugsturen naar het land eerste ontvangst (meestal Spanje, Italië,
Griekenland), maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. Italië
saboteert momenteel de gemaakte afspraken en stuurt de immigranten door zonder
ze eerst te registreren (Niet de eerste schending van plechtige afspraken in de
EU, maar dit terzijde).
We zien nu dan ook de
instroom van asielzoekers in Nederland sterk toenemen. Degenen die uiteindelijk
uitgeprocedeerd zijn moeten weg, maar zoals bekend is
hun vertrek in de praktijk moeilijk te realiseren. Daar zit ook weer
EU-regelgeving bij in de weg. Krachtens de zogenaamde Terugkeerregeling
van de EU mogen betrokkenen niet langer dan zes maanden in
vreemdelingendetentie worden gehouden. Dat is natuurlijk veel te kort om de
benodigde druk te kunnen uitoefenen die kan leiden tot daadwerkelijk vertrek.
Hoe verder?
We zitten dankzij de EU dus
lelijk klem met het immigratie- en asielbeleid. Een ondeugdelijk
Vluchtelingenverdrag waar we niet vanaf kunnen, een verbod op paspoortcontroles
(Schengen), lidstaten die ongestraft afspraken (Dublin) aan hun laars lappen,
en een Terugkeerregeling die het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers
belemmert. Het lijkt erop dat er maar één uitweg is uit deze impasse: opzegging
van ons lidmaatschap van de Europese Unie.
[1] De werking van dit verdrag was
aanvankelijk beperkt tot vluchtelingenstromen die het gevolg waren van de
Tweede Wereldoorlog. Dit impliceerde niet alleen een beperking in de tijd, maar
ook een de facto beperking tot
vluchtelingen afkomstig uit Europa. Deze beperkingen werden in 1967 losgelaten
met het aannemen van een aanvulling op het oorspronkelijke verdrag, die bekend
staat als het 'Protocol
van New York'.